LE NOBEL

History & Genealogy



Stoom- Grut- en Pelmolen

De familie le Nobel was een ondernemende familie. Veel generaties (met name de 4e en 5e generatie) hebben bedrijven, fabrieken en ondernemingen gehad in de stad Middelburg. De sigarenfabriek (le Nobel en Zoons) en de societeit der Zaagmolens (le Nobel en compagnie) waren enkele van de vele bedrijven. De Stoom, Grut en Pelmolen was in die tijd ook geen onbekende.

Koopman-Winkelier Johannes Cornelis le Nobel (geb.10-08-1809, de 5e generatie) had in februari 1844 de molen met bijbehorend huis gekocht aan de Seisstraat Q 12. Enkele jaren later kocht hij ook het nabijgelegen huis en pakhuis op wijknummer Q 8-9. In de molen had hij een stoommachine van 15 PK (Paardenkracht) geplaatst. Door stoomkracht aangedreven op kolen. Het was de 2e stoommachine in Middelburg. Er was toen ter tijd nog een pelmolen (De Hoop, thans nog bestaand) maar deze werkte op windkracht. Hij ging van start met zijn onderneming onder de naam LE NOBEL & ZOON en had 3 knechten in dienst. Natuurlijk moest het bedrijf bekendheid krijgen en dit werd mede gedaan door advertenties te plaatsen in de couranten van die tijd. Bijna 10 jaar heeft het bedrijf geproduceerd, tot begin 1855.

De Brand
Op 22 januari 1855 had men tot 's avonds laat 22:00 uur gewerkt in de fabriek. Een ieder was vertrokken en had afgesloten zoals men dat dagelijks deed. In de nacht van 23 op 24 januari om omstreeks 01:00 uur sloeg het noodlot toe. Er werd er brand ontdekt in de fabriek door enkele militairen van de kazerne aan de korte Noordstraat. Er werd groot alarm geslagen, alle brandspuiten werden ingezet om de brand te beperken maar helaas was het onheil al geschied. De fabriek brandde van binnen bijna geheel uit en alleen de naast gelegen gebouwen kon men behouden door deze nat te spuiten. De machinist van de stoomketel baande zich een weg door het vuur en zag kans om de kraan van de met watergevulde ketel te openen, waarmee hij wist te voorkomen dat de stoomketel explodeerde. Vroeg in de ochtend om 06:00uur kon het sein brandmeester worden gegeven. Wat de oorzaak van de brand was is onbekend gebleven, maar het was een zware klap. In 1856 besloot men om de overgebleven goederen uit de hand te verkopen. Bijna alles was te koop: de woonhuizen, pakhuizen, stalling en de stoommachine van 15 paardenkracht. Zelfs de nieuw opgemetselde schoorsteen van 20 ellen hoog en de tuin en erve.

Oprichting van de NV Middelburgsche Stoompellerij en Meelfabriek
Maar Jacobus le Nobel ging niet bij de pakken neer zitten, hij wilde snel een nieuwe pellerij oprichten en liefst nog groter. Hij ging lobbyen bij invloedrijke Middelburgers om een NV op te richten. Na veel voorbereiden en formaliteiten werd in 1856 de NV Middelburgsche Stoompellerij en Meelfabriek opgericht en Jacobus werd een van de commissarissen. Zeer veel vooraanstaande Middelburgers en het bedrijfsleven namen deel aan de nieuwe vennootschap. Op de plaats van de afgebrande stoompelmolen werd een jaar later begonnen met de bouw van een stoom rijstpellerij en op diverse plaatsten in de stad huurde de vennootschap pakhuizen om rijst op te slaan. De huursommen van deze opslagruimten en de daarmee samenhangende kosten voor sleep- en draagloon veroorzaakten behoorlijk hoge lasten. In een algemene vergadering werd in 1859 besloten om terrein aan te kopen en daarop een groot pakhuis te bouwen. Voor een prijs van FL. 3.795,00 begon de bouw op 15 juni 1860 en precies 2 maanden later werd deze opgeleverd. Dit pakhuis is thans nog te zien op de binnenplaats van Seisstraat 19. Het is een van de weinig in Middelburg overgebleven pakhuizen uit de 2e helft van de 19e eeuw. Tegenwoordig is het een woonhuis.

Productie en einde van het bedrijf
Ofschoon de Middelburgsche Stoompellerij en Meelfabriek werd opgericht om rijst te pellen en ook om meel te draaien, bleven de activiteiten beperkt tot het pellen van rijst. Na de afschaffing van de accijns op het genaal in 1855 werden overal in Nederland meelfabrieken opgericht. Er waren nu geen beperkingen meer om meel te malen.. In 1860 werd de fabricage uitgebreid met het malen van rijstdoppen. In 1831 stond de rijstpellerij 3 maanden stil en door de concurrentie van aardappelen en granen was de fabriek in 1863 slechts 78 dagen in bedrijf. Op 31 mei 1863 richtte de raad van bestuur zich tot de bevolking van Middelburg middels een circulaire met het verzoek om financieel deel te nemen in de fabriek. Tegenstanders raadden de Middelburgers aan om vooral geen geld te steken in dit financieel ongezonde bedrijf. De gevraagd som van FL 35.000,00 voor de toevoeging van een meelmalerij moest maar uit eigen middelen worden betaald. Mogelijk heeft deze kritiek veel Middelburgers ervan weerhouden om geld in het bedrijf te steken. Het was een aflopende zaak. In 1864 was er maar voor 180 dagen werk. Een jaar later was de fabriek weliswaar 9 maanden in bedrijf, maar toch waren de resultaten zo bedroevend dat aan het eind van 1865 sluiting volgde. Het zou nog enige jaren duren voor het bedrijf officieel werd geliquideerd. Op 31 mei 1876 werden de gebouwen van de Middelburgsche stoompellerij en Meelfabriek op een openbare veiling verkocht. Houthandelaar G. Alberts was de gelukkige koper. 3 jaar later, op 20 oktober 1879, verkocht hij de fabrieksgebouwen aan de NV Middelburgsche Kunstboterfabriek. Jacobus le Nobel heeft de laatste jaren van de fabrieken niet meer meegemaakt. Hij overleed op 22 september 1863 te Oostburg, 54 jaren oud.

Bron teksten: De Wete jaargang 30 nr. 2 (april 2001)/Heemkundige Kring Walcheren. Met dank aan Leo Hollestelle